01 / 23 januari: Exit Shakespeare

Inleiding

In de loop van dit jaar wil ik elke 23e dag van de maand op deze plek een bijdrage plaatsen waarin ik een scène uit telkens weer een ander stuk van Shakespeare ten gronde analyseer. 2016 is zoals intussen genoegzaam bekend een Shakespeare-jaar. Op 23 april zal het immers exact vier eeuwen geleden zijn dat de auteur van de prachtige stukken die we met zijn naam associëren zijn laatste adem uitblies. Dat gebeurde in Stratford-upon-Avon, het stadje ten noordwesten van Oxford waar hij 52 jaar voordien werd geboren. Volgens de overlevering viel Shakespeares geboorte ook op de 23e april, al hebben we daarover – zoals over zoveel in zijn leven – geen volledige zekerheid. Gedoopt werd hij in elk geval op 26 april 1564, in dezelfde Holy Trinity Church waarin hij op 25 april 1616 werd begraven en waar de bezoeker nog steeds de woorden kan lezen die in zijn oorspronkelijke grafsteen waren verwerkt: ‘Blessed be the man that spares these stones, / And cursed be he that moves my bones.’ De vloek lijkt om allerlei redenen te hebben gewerkt. We mogen ervan uitgaan dat de beenderen van de Bard zich nog steeds bevinden waar ze indertijd werden begraven.

Een paar straten verderop kunnen we Shakespeares geboortehuis terugvinden, aan Henley Street. Het huis, dat eigendom was van zijn ouders, kan nog steeds worden bezocht, vanzelfsprekend in een sterk gerestaureerde vorm. Vandaag wil men de bezoekers graag doen geloven dat Shakespeare het levenslicht zag in een kamer op de eerste verdieping, onder het dak. In die kamer, die tegenwoordig behangen is met sjiek donkergrijs behangpapier, staat een met een groenrode hemel bekleed bed waarin de bevalling onmogelijk kan hebben plaatsgevonden. Daarnaast een kinderbedje dat niet veel ouder kan zijn dan de jonge gids die beneden leer bewerkt in de kamer die de praktijk van Shakespeares vader moet voorstellen, de ‘glovemaker’ John Shakespeare. Een veel overtuigender weergave van ‘the room in which Shakespeare was born’ biedt het schilderij dat Henry Wallis in 1853 maakte en dat thans eigendom is van de Londense Tate Gallery. Het schilderij is in de hyperrealistische modus van zijn tijd gemaakt. Het toont een zo goed als lege kamer. Vanuit het perspectief waarin het schilderij ons de kamer laat zien (we staan rechts van de open haard, voor de trapdeur die naar beneden leidt) zijn zes stoelen, twee tafelkastjes en een paar spulletjes op de vensterbank zichtbaar. Onder een van de tafeltjes staan een paar dozen. Naast de tafel is er het venster dat uitkijkt op Henley Street, bovenaan afgezoomd met een gordijntje dat er nu niet meer hangt. Op de stoelen en de tafels liggen papieren, prenten ook, en aan een van de lege okergelige muren – ze hebben dezelfde vale kleur als de houten vloer – hangt een pancarte met een tekst erop.

Het schilderij van Wallis toont ons vooral een lege, anonieme kamer, waarin nog geen enkel spoor te zien is van de Shakespeare-industrie die zich iets meer dan een eeuw later in volle kracht zou beginnen te ontwikkelen.[1] In de logica van deze lege kamer is het zelfs moeilijk denkbaar dat de teksten die op het schilderij zijn afgebeeld van de hand van Shakespeare zouden zijn. Dit is immers een doodgewone kamer in een doodgewoon huis, die je kunt bereiken via een doodgewone trap. Ook de trap heeft Wallis vereeuwigd, al bevat dat schilderij duidelijk meer sporen van Shakespeare. Op de tweede trede ligt een doodshoofd dat ons onmiddellijk aan Hamlet doet denken, naast een in rood ingebonden boek waarvan we ons goed kunnen voorstellen dat het een verzameld werk van de Bard is. (De hond zou overigens later zijn bijgeschilderd, door een vriend van Wallis die vond dat de afgebeelde scène wat leven behoefde.)

Zijn laatste adem blies de Bard uit in het huis dat bekend staat als New Place. De restanten daarvan bevinden zich een paar straten verderop, op de hoek van Chapel Street en Chapel Lane om precies te zijn. Shakespeare kocht het huis in 1597, met geld dat hij zal hebben verdiend in Londen, als acteur, huisschrijver en aandeelhouder van The Lord Chamberlain’s Men, het gezelschap waarmee hij twee jaar later The Globe zou gaan betrekken. Vandaag zijn van New Place enkel nog de fundamenten en delen van de tuin overgebleven. In de loop van 2016 opent hier een nieuw aangelegde site die ongetwijfeld veel nieuwe en oude bezoekers naar Stratford zal lokken. Bij archeologisch onderzoek ter voorbereiding van de her-aanleg van de site vond men restanten van kleien pijpen die uit Shakespeares tijd stamden en waarop bovendien sporen van cannabis terug te vinden waren. Bij lezers met veel verbeelding zorgde de ontdekking voor een zoektocht naar plaatsen in Shakespeares werk waarin men allusies kon lezen op het gebruik van geestverruimende substanties. (Vanzelfsprekend vond men die ook – onder meer in sonnet 76, voor wie zich eens wil laten gaan.)

In welke precieze omstandigheden Shakespeare overleed weten we niet. Als we de Gregoriaanse kalender voldoende ver terug in de tijd projecteren, dan was 23 april dat jaar een dinsdag. Of Shakespeare zwaar ziek was, is evenzeer onbekend. Wel weten we dat hij minder dan een maand voor zijn overlijden een aanvulling liet maken bij zijn eerder opgestelde testament. Of dat betekende dat hij zijn einde nu snel zag naderen, is voer voor speculatie, zij het wel van het soort dat biografen door de aard van hun onderzoekspraktijk genegen moeten zijn. Een van die biografen, Samuel Schoenbaum, ziet in de beverige handtekening die Shakespeare op 25 maart op zijn laatste wilsbeschikking plaatste, een duidelijk teken van zwakke gezondheid.[2] Stephen Greenblatt, een andere biograaf, is het met die inschatting eens.[3] Greenblatt herinnert in zijn versie van de laatste dagen aan een verhaal dat een kleine halve eeuw na het overlijden van Shakespeare voor het eerst werd opgetekend, in het dagboek van een priester uit Stratford. Volgens dat verhaal zou Shakespeare gestorven zijn aan een koorts die het gevolg was van een avondje stevig drinken met zijn collega’s Michael Drayton en Ben Jonson, al kan ze ook het gevolg zijn geweest van de tyfus-epidemie die Stratford in het voorjaar van 1616 teisterde.[4] Een derde biografe, Katherine Duncan-Jones, gaat nog een stap verder. Volgens haar leed Shakespeare aan syfilis en was hij zwaarlijvig. Een teveel aan drank kan in combinatie met medicatie voor fatale hart- en vaatproblemen hebben gezorgd.[5] In haar biografie van Shakespeares vrouw is Germaine Greer overtuigd van het eerste, niet van het tweede.[6]

Maar goed, we weten het dus niet, evenmin als we weten wie er allemaal aanwezig waren bij het overlijden van de schrijver of wat de laatste woorden waren die hij sprak. Waren het woorden van troost voor de vrouwen die hem mogelijk bijstonden tijdens zijn laatste uren? Ze waren met drie: zijn echtgenote Anne Hathaway, die Shakespeare in een druk becommentarieerde passage uit het testament zijn ‘second-best bed with the furniture’ schonk;[7] zijn oudste dochter Susanna, die getrouwd was met de puriteinse dokter John Hall en die zelf een dochter had (Elizabeth was acht toen haar grootvader overleed); zijn jongste dochter, Judith, ten slotte, de tweelingzus van de in 1596 overleden Hamnet. Kort voor Shakespeares overlijden was Judith getrouwd, in wat duidelijk niet de best mogelijke omstandigheden waren: de jonggehuwden hadden niet de officiële toestemming gekregen om te trouwen en kort na het huwelijk bleek de echtgenoot de vader te zijn van een doodgeboren kind bij een andere vrouw, die eveneens in het kraambed stierf.[8] Het schandaal van Judiths huwelijk was mogelijk de reden waarom Shakespeare zijn testament een maand voor zijn dood liet wijzigen.

Waren Shakespeares laatste woorden misschien woorden van zorg met het oog op het behoud van zijn literaire erfenis? In het voorjaar van 1616 was de Bard al een paar jaar definitief terug uit Londen, al is het niet eenvoudig om op te maken wanneer hij zich precies opnieuw vestigde in zijn geboortestad. Was het in 1611 nadat hij The Tempest had afgewerkt? Of was het pas in 1613, het jaar waarin tijdens een opvoering van het mede door hem geschreven Henry VIII The Globe afbrandde? Hoe dan ook lijkt Shakespeares terugkeer naar Stratford samen te vallen met het einde van zijn schrijfcarrière. Zou het kunnen dat hij tijdens de laatste jaren van zijn leven plannen begon te maken om zijn werk een meer permanente en duurzame bestaansvorm te geven, los van de planken van de schouwburg? Die vorm kwam er pas in 1623, het jaar waarin ook Shakespeares vrouw stierf. In dat jaar verzorgden John Heminges en Henry Condell, die beiden tot het gezelschap behoorden waarvan Shakespeare op het einde van zijn carrière deel uitmaakte, de publicatie van wat we nu de First Folio noemen. Het is het allereerste verzameld werk van de Bard, van wie op dat moment nog lang niet alle teksten in druk voorhanden waren. Ook al strookt de gedachte niet met het beeld dat velen van hem hebben (Shakespeare schreef voor ‘the stage’, niet voor ‘the page’, en hij was volgens sommigen dus ook maar weinig bekommerd om zijn werk in papieren vorm te zien voortleven), toch koestert minstens een biograaf de gedachte dat Heminges en Condell met de publicatie van de First Folio een wens realiseerden die de auteur op zijn sterfbed uitsprak.[9] Wat er ook van zij, samen met Richard Burbage, de steracteur van het gezelschap, stonden ook Heminges en Condell in het testament van Shakespeare vermeld. Hij liet hen allen een bedrag na dat hen in staat moest stellen ‘mourning rings’ te laten vervaardigen waarmee ze hun overleden vriend konden memoreren.[10]

Voor alle duidelijkheid: de vele biografische kwesties die ik in de voorgaande paragrafen aan de orde stelde, zullen niet aan bod komen in de tien bijdragen ik hier verder plan. De scènes waarover ik het in deze reeks wil hebben, zijn immers scènes uit Shakespeares werk, niet uit zijn leven. De komende maanden wil ik tien van die scènes, afkomstig uit tien van zijn stukken, van naderbij bekijken. Ik wil dat doen op een manier die de stukken waaruit de scènes gelicht zijn, verheldert voor wie weinig of niet vertrouwd is met het werk in kwestie. Tegelijk hoop ik dat mijn analyses ook de lezer zullen kunnen aanspreken die een grotere vertrouwdheid met het werk van Shakespeare heeft. Het format van de close reading van een welbepaalde scène heb ik gekozen om een goed beeld te kunnen geven van wat ik als de essentie van Shakespeares werk beschouw. Als geen ander verstaat hij de kunst om woorden en in woorden uitgedrukte gedachten en emoties tot leven te brengen door ze in de mond te leggen van verzonnen personages die hij in een verzonnen situatie tot elkaar laat spreken. In die situaties – op de scène, voor onze ogen en oren – voltrekt zich de cirkel van Shakespeares dramatische kunst: de woorden geven leven aan de personages en omgekeerd brengen de personages de woorden tot leven. Het is moeilijk om je voor te stellen wat Shakespeare zou hebben gedaan met het genre van de roman. Daarin is in de regel de hele tijd door een centrale instantie aan het woord (de verteller) die in passages waarin andere personages spreken degene is die hen ofwel het woord verleent ofwel zelf indirect vertelt wat ze hebben gezegd. Dat soort constructie zou Shakespeare niet hebben gelegen, denk ik. Zijn modus scribendi is de dramatische, niet de epische die in de roman aan de orde is, of de lyrische die in de eenstemmige ontboezeming van het gemiddelde gedicht weerklinkt. Toegegeven, Shakespeare heeft ook gedichten geschreven, maar zelfs die zijn onderdeel van een dramatische situatie: de stem die in zijn sonnetten aan het woord is, wordt gedefinieerd door een ander, die in het gedicht niet aan het woord komt, maar tot wie het gedicht duidelijk wordt gericht.

Welke tien scènes uit welke tien stukken hier de komende maanden aan bod zullen komen, kan ik nog niet precies zeggen. Ik kies sowieso voor scènes uit de bekendere stukken en ik zal bij mijn analyse ervan ook gebruik maken van verfilmingen die van die stukken voorhanden zijn. De kunst van Shakespeares theater is altijd een vluchtige geweest. Wat getoond werd op scène werd hier en nu getoond en veel van de charme van zijn kunst is de charme van het moment. Met de komst van de film is ook de illusie van deze vluchtigheid verdwenen, maar we hebben aan dat nieuwe medium veel blijvend schoons te danken, ook in de receptie van Shakespeares voor het theater geschreven teksten. De keuze voor de eerstvolgende aflevering staat wel al vast en de verfilmde versies ervan zijn talrijk genoeg om alleen al aan deze ene scène verschillende bespiegelingen te wijden. In de volgende aflevering van deze reeks staat namelijk de scène uit Hamlet centraal waaraan deze reeks indirect haar titel dankt: de tweede scène uit het tweede bedrijf waarin Polonius aan Hamlet vraagt wat hij aan het lezen is. ‘Words, words, words’, repliceert de Deense prins en in die drie simpele woorden zien we al het mysterie van Shakespeares kunst aan het werk dat ik zopas trachtte te omschrijven. Deze drie woorden – drie lettergrepen zelfs maar – roepen het diepste wezen van een bijzonder mens op, een bijzonder mens die zich bovendien in een bijzondere situatie bevindt. Wat er in deze in die precieze situatie uitgesproken woorden allemaal aan mogelijkheden besloten ligt, valt onmogelijk uitputtend te beschrijven. Maar elke nieuwe voorstelling van het stuk, en van dit moment in het stuk, moet een nieuw antwoord bieden op de uitnodiging die Shakespeares teksten nu al vier eeuwen doen weerklinken.

 

The Room in Which Shakespeare Was Born 1853 Henry Wallis 1830-1916 Purchased 1955 http://www.tate.org.uk/art/work/T00042
The Room in Which Shakespeare Was Born
1853 Henry Wallis (1830-1916)
(Tate Gallery, Purchased 1955)

Shakespeare's House, Stratford-upon-Avon Wallis, Henry, born 1830 - died 1916
Shakespeare’s House, Stratford-upon-Avon
Wallis, Henry, born 1830 – died 1916
(Victoria and Albert, London)

Beverige handtekening
Beverige handtekening

 

[1] Zie daarvoor Julia Thomas, Shakespeare’s Shrine. The Bard’s Birthplace and the Invention of Stratford-upon-Avon, Philadelphia: The University of Pennsylvania Press, 2012.

[2] Samuel Schoenbaum, Shakespeare’s Lives, Oxford: Clarendon Press, 1970, 44.

[3] Stephen Greenblatt, Will in the World. How Shakespeare became Shakespeare, New York: Norton, 2004, 385 – ‘a very shaking hand’, Aldus Greenblatt. De beverige laatste handtekening is blijkbaar een topos in de bio-historiografie van Shakespeare: zie ook Park Honan, Shakespeare. A Life, Oxford: Oxford University Press, 1998, 397 en Bill Bryson, Shakespeare. Een biografie, Amsterdam/Antwerpen: Atlas, 2008, 143.

[4] Greenblatt, Will in the World, 387.

[5] Katherine Duncan-Jones, Shakespeare. An Ungentle Life, London: Methuen, 2010, 304.

[6] Germaine Greer, Shakespeare’s Wife, London: Bloomsbury, 2007, 305-313.

[7] Alle biografen gaan vanzelfsprekend dieper in op deze frase. Voor sommigen spreekt er minachting uit van Shakespeare voor zijn vrouw, terwijl anderen erop wijzen dat het de logica zelve is dat hij haar niet het beste bed uit hun huis schonk: dat was immers bestemd voor gasten die men ontving. Germaine Greer behoort duidelijk tot het eerste kamp.

[8] Biografische schetsen van allen vindt men in Paul Edmondson & Stanley Wells (eds.), The Shakespeare Circle. An Alternative Biography, Cambridge: Cambridge University Press, 2015.

[9] Duncan-Jones, An Ungentle Life, 303-304.

[10] Paul Edmondson, ‘His editors John Heminges and Henry Condell’, in: Edmondson & Wells (eds.), The Shakespeare Circle, 315.

Lees deze aflevering in PDF